Diamonds Are Forever
© Lenny Somers, 2022.
Bavo Verhaegen laat in deze subtiele en tedere vertelling een stem horen die zelden aan het woord komt: die van een schildpad in een woonzorgcentrum. Vanuit zijn glazen thuis observeert hij de ritmes van zorg, stilte en afscheid. Een verhaal over verplaatsing, vertrouwdheid en de kwetsbaarheid van aanwezigheid, met een blik die misschien wel helderder kijkt dan die van de mensen rondom hem.
Elke dag heb ik een half uur voor mij alleen. Dertig uitgesponnen minuten waarin de ruimte niet verandert. De muren behouden hun witgele tinten, de planten ogen nog steeds kurkdroog. Via dit uitzicht zoek ik naar details in de stilte. De verantwoordelijke van de eetzaal in woonzorgcentrum De Wyngaert gaat telkens om klokslag 14.00 uur twee ongefilterde sigaretten roken op de binnenkoer. De poetsploeg is er op een goede dag ten vroegste om half drie. Dit zorgt ervoor dat ik vanop mijn geknutselde eiland een goed half uur heb om rustig de eetzaal tot mij te nemen.
“Don’t overstay your welcome, had ik eens tijdens een herhaling van een Australische soap gehoord. Een waarschuwing dat alles plots kon verdwijnen.”
In mijn vorige woonst stond ik in de woonkamer, waar ik elk kwartier uitkeek naar het luiden van de antieke klok. Ik schrok er telkens van. Mijn hart pompte in mijn schild, en de tijd ging verder op het meanderende ritme van het bejaarde koppel dat voor me zorgde. Ze hielden van mij, dacht ik. Ik voelde liefde in de stiltes die ze deelden tijdens het ontbijt. Voelde me welkom. Ik hield me hoe dan ook gedeisd, zodat ik ook niet te veel ging worden. Don’t overstay your welcome, had ik eens tijdens een herhaling van een Australische soap gehoord. Een waarschuwing dat alles plots kon verdwijnen.
Ik woon nu al enige tijd in De Wyngaert. Ik arriveerde vier maanden geleden samen met de oudste van het echtpaar, degene die door de ander werd voortgeduwd in een rolstoel. Degene die slecht ter been was, die ‘s avonds hoestte, snikte en soms hardop droomde over hoe vroeger alles beter was. Uitkijken deed ik op een eenpersoonsbed. De kamer was vooral donker, maar op een goede dag kreeg ik weer die glimlach die me zei dat ik hier ook thuis was.
Al werden die dagen snel schaarser. Zo schaars dat ze na twee maanden ophielden. Het eenpersoonsbed bleef leeg, en door twee jonge knapen in een wit pakje werd ik verplaatst naar de eetzaal. De jongste van het echtpaar zag ik het laatst toen die zonder woorden boven mijn aquarium hing. Even dacht ik dat het regende. Plots was ik alleen in een ruimte vol onbekenden die, nadat ze een warme stoofpot of een boterham gegeten hadden, de ruimte alweer verlieten.
Vanop mijn warmterots observeer ik de lege refter. Achteraan het binnenplein wisselt de verantwoordelijke de eerste sigaret in voor de tweede. De geur van vleesbrood en slappe koffie trekt mondjesmaat weg richting keuken. Twee van de twaalf eettafels zijn nog niet afgeruimd. Achteraan wordt een lamp vervangen. Oude spullen maken plaats voor nieuwe.
“Oprechte aandacht kan je niet terugvinden in de blik van zij die niet echt kijken.”
Telkens wanneer nieuwe bewoners of passanten me voor het eerst voorbijlopen, lezen ze hardop het bijzetbordje: Noord-Amerikaanse diamantrugschildpad, met de nadruk op diamant. Alsof het woord hierdoor automatisch stijgt in waarde. Meestal stoort het me niet als er nieuwe gezichten met enige bewondering even kort staren, maar echt op mijn gemak voel ik me nooit. Het voelt alsof ik een soort ontsnapping ben van een stroef gesprek tussen een bewoner en een verveeld familielid. Oprechte aandacht kan je niet terugvinden in de blik van zij die niet echt kijken. Na een halve minuut is de ene helft afgeleid, de andere in de war.
De verantwoordelijke komt na de tweede sigaret terug de ruimte in. Ze mompelt mee met een popnummer dat door haar slecht geïsoleerde oortjes speelt. Normaal verdwijnt ze hierna voor een kleine tien minuten richting het toilet, zodat ik nog even kan wennen aan het idee om de ruimte terug te moeten delen. Maar dit keer stevent ze recht op me af.
‘Wel, heb je er een beetje zin in vandaag, beste vriend?’
Het voelt best onprettig wanneer iemand me aanspreekt met ‘vriend’. Omdat ik niet kan antwoorden, betekent het daarom niet dat ik geen zeggenschap heb in wie ik wel of niet als vriend wil beschouwen. Laat staan mijn beste vriend. Ze probeert me gerust te stellen met een glimlach. Tanden met dezelfde kleur als de muren.
“Ze lachen alsof ze het net zelf verzonnen hebben. Het is niet de eerste keer dat dit gebeurt, maar het blijft moeilijk om te wennen aan iemand die mij zomaar verplaatst.”
Twee nieuwe mensen in witte pakjes komen aangereden met een kar die bedoeld is om borden en glazen mee te transporteren. In plaats van lauwe maaltijden, tilt het duo mijn aquarium zonder mededogen op de kar. Al het eendenkroos naast mijn warmterots verschuift naar links, er is geen blaadje meer over om me onder te verstoppen. ‘'De Diamant van De Wyngaert" hoor ik ze mompelen. Ze lachen alsof ze het net zelf verzonnen hebben. Het is niet de eerste keer dat dit gebeurt, maar het blijft moeilijk om te wennen aan iemand die mij zomaar verplaatst. De verantwoordelijke wacht enkele seconden vooraleer ze terugkeert naar de refter.
‘Het is maar één iemand deze keer.’
Terwijl ze de hoek omgaan, duik ik nog snel even terug onder water. Twee bewoners passeren met elk een sigaret achter hun oor. Een man in een rolstoel zit verstijfd te staren naar een boekenkast vol politieromans. Zou dit nu zijn hoe het verder gaat? Is dit het uitzicht waar ik aan zal wennen? Ik zwem tegen de rijrichting in tot we halt houden.
In de kamer waar we na enkele zachte deurklopjes binnenrijden, is het zo goed als volledig donker. Een slecht gesloten gordijn laat een dunne streep licht door. Buiten zou het zonnig kunnen zijn. In de hoek van de kamer brengen de zorgkundigen de kar tot stilstand, op een plek waar ik met een beetje geluk straks ook de zon op mijn aangezicht kan voelen. Vanuit het bed klinkt licht gesnurk van een persoon. Als ik op mijn eilandje kruip, lukt het me om een schim van een gezicht mee te pikken. De stilte lijkt vertrouwd, en aan de traagheid van de ademhaling van de bedlegerige persoon zou ik kunnen wennen. Een zwaar en stevig geluid katapulteert me bijna van mijn eiland, naar tijden waarin ik dacht dat ik thuis was. Onder water hap ik naar belletjes die me geruststellen. Over vijftien minuten luidt de antieke klok nog een keer.
Bavo Verhaegen (hij/hem) is een schrijver en filmmaker uit Brussel. Hij behaalde een Master in de Audiovisuele Kunsten aan het RITCS. In zijn werk gaat hij aan de slag met thema’s als rouw, melancholie, vergankelijkheid en afwijkingen in het alledaagse. In 2023 won hij met het script van zijn kortfilm Contours de Pitch Your Script Award op het Leuven Kortfilmfestival; de film gaat in productie in 2026. Het kortverhaal Diamonds Are Forever werd geschreven als een literaire verkenning van een niet-menselijk perspectief. Door bewust menselijke taal en emoties in te zetten, nodigt het verhaal uit tot reflectie over onze omgang met stille levens om ons heen – zowel menselijk als niet-menselijk. Tegelijkertijd erkent het de spanning tussen representatie en projectie, en plaatst het zich binnen de traditie van het literaire posthumanisme. Hij werkt op dit moment aan zijn debuutbundel.
Lenny Somers (hij/hem) is cinematograaf, fotograaf en filmmaker uit Brussel.