Schrijven als revolte

Jasmine Latka, 'Mark My Words', 2025, Mixed Media Collage

In haar reeks columns verkent Anne Ballon de taal als voertuig van verlangen en erotiek, telkens door het perspectief van een andere feministische denker. In deze column onderzoekt Ballon de rol van taal in het creëren van hybride identiteiten en het doorbreken van traditionele normatieve structuren. Ze belicht hoe meertaligheid, fragmentatie en onconventionele vertelvormen een krachtig middel vormen in de strijd voor emancipatie en sociale rechtvaardigheid. 

Na het lezen van mijn eerdere columns op dit platform, stelde een vriendin mij de vraag: “En wat dan met toegankelijkheid?" Ze vroeg zich af of een conventionele taal, die voor iedereen begrijpelijk is, niet juist bijdraagt aan gelijkheid. Het is een valide vraag die me aan het denken zette over de rol van taal in het bevorderen van sociale rechtvaardigheid.

“Wie de ‘juiste’ taal spreekt, heeft meer toegang tot macht en sociale mobiliteit, terwijl anderen worden gemarginaliseerd.”

In de jaren zeventig introduceerde socioloog Pierre Bourdieu het concept linguïstisch kapitaal: de waarde die taalvaardigheid en taalgebruik krijgen binnen een samenleving. Wie de ‘juiste’ taal spreekt, heeft meer toegang tot macht en sociale mobiliteit, terwijl anderen worden gemarginaliseerd. Denk aan mensen met een zwaar accent of dialect en hoe zij vaker als ‘minder intelligent’ worden gepercipieerd omdat dit verbonden wordt aan vooroordelen zoals een lager opleidingsniveau of sociale klasse.

Al van jongs af aan groeien kinderen uit hogere sociale klassen op met een taalgebruik dat aansluit bij de normen van het onderwijs, terwijl kinderen uit lagere klassen vaker een taalverschil moeten overbruggen om op school mee te kunnen komen. Op Nederlandstalige scholen in Brussel worden meertalige kinderen gecorrigeerd of afgestraft als het Nederlands niet perfect wordt beheerst. Bij meertaligheid verlies je meestal een intuïtieve toegang tot de nuances, idiomen en expressies ten aanzien van je moedertaal. Bovendien gelden er andere percepties bij witte en niet-witte kinderen. Als een wit kind meerdere talen spreekt, wordt het als een meerwaarde gezien, maar als een kind met een migratieachtergrond ook nog kan communiceren in bijvoorbeeld het Frans en Arabisch, blijkt dat vooral iets wat het Nederlands in de weg zit. 

In de literatuur daarentegen is er steeds meer aandacht voor meertaligheid en zien we het thema opduiken in literaire magazines en op festivals. Door de toenemende globalisering en migratie wordt het gebruik van meerdere talen toegepast om een hybride identiteit en cultuur uit te drukken. Gloria Anzaldúa (1942-2004) was één van de belangrijkste Chicana feministen, een beweging die ontstond in de late jaren zestig als reactie op zowel de overheersing van het witte feminisme als de onderdrukking van vrouwen binnen de Mexicaanse en bredere Latijns-Amerikaanse gemeenschappen. In haar meertalige(!) werk Borderlands/La Frontera: The New Mestiza (1987) combineert ze niet enkel verschillende talen – Spaans, Engels, Spanglish (een mengtaal van Engels en Spaans) en Nahuatl (een Inheemse taal uit Mexico) – om haar ervaring van grensoverschrijdende identiteit te verbeelden, maar ook literaire vormen als proza, poëzie en essay om haar ervaringen op ‘grensgebied’ van Texas en Mexico uit te drukken. 

Binnen de literatuur zouden we kunnen stellen dat meertaligheid en hybride identiteit steeds meer worden gevierd. Maar in de verbale praktijk botsen we (zeker in een grootstedelijke context) vaak op de wens de taal te 'verbeteren' of te ‘perfectioneren’. Sociolinguïste Deborah Cameron introduceerde in 1995 de term ‘verbal hygiene’, waarmee ze de druk beschrijft om taal 'schoon' of 'correct' te houden. Deze wens wordt vaak gedreven door onderliggende sociale of politieke motivaties, zoals het handhaven van machtsstructuren en het uitsluiten van andere vormen van taalgebruik.

“Binnen het feminisme krijgt verbal hygiene een extra dimensie en verwijst het naar de manier waarop vrouwen binnen het patriarchaat worden aangemoedigd om met beleefdheid en zachtheid te spreken (…)”

Deze focus op 'taalreiniging' beperkt zich niet alleen tot een algemene wens om correctheid na te streven. Binnen het feminisme krijgt verbal hygiene een extra dimensie en verwijst het naar de manier waarop vrouwen binnen het patriarchaat worden aangemoedigd om met beleefdheid en zachtheid te spreken en waardoor we geneigd zijn om twijfel uit te drukken door het gebruik van “misschien”, “ik denk dat...” of de talloze onnodige “sorry”, enzovoort.

Vrouwen worden binnen patriarchale systemen verwacht zich zacht op te stellen maar worden hier tegelijkertijd op afgestraft omdat het minder zelfvertrouwen zou impliceren en het onze legitimiteit onderuit zou halen. Deze dubbele standaard illustreert hoe gendernormen de manier waarop vrouwen praten beïnvloeden en de negatieve invloed ervan op hun sociale en professionele positie.

Net zoals de manier waarop we spreken invloed heeft op hoe ons gezag wordt waargenomen, speelt ook onze schrijfwijze een cruciale rol in de boodschap die we overbrengen. In de feministische geschiedenis zien we dat vooral zwarte feministische schrijfsters en activisten uit de Afro-Amerikaanse diaspora zoals bell hooks, Angela Davis en Audre Lorde bewust hebben ingezet op het hanteren van toegankelijke taal. Vanuit hun eigen onderdrukte positie als vrouwen van kleur benadrukten ze veelvuldig dat het gebruik van ingewikkelde, academische taal barrières vormt voor gemarginaliseerde groepen zoals mensen uit lagere klassen en mensen van kleur. 

Bij bell hooks, die zelf uit de arbeidersklasse kwam, zien we deze overtuigingen expliciet gereflecteerd in haar werk. In al haar boeken hanteert ze een zeer eenvoudige taal met als doel dat iedereen ze in principe zou kunnen begrijpen. In Teaching to transgress zegt ze over onnodig ingewikkeld academisch taalgebruik het volgende:

“...one of the many uses of theory in academic locations is in the production of an intellectual class hierarchy where the only work deemed truly theoretical is work that is highly abstract, jargonistic, difficult to read, and containing obscure references...any theory that cannot be shared in everyday conversation cannot be used to educate the public,”

Het hanteren van een eenvoudige taal was voor hooks en co natuurlijk niet alleen een pragmatische keuze, maar een politieke daad, die door hen werd gebruikt om zo veel mogelijk mensen – en dus ook onderdrukte stemmen – te mobiliseren in de strijd voor gelijkheid.

Maar minder conventionele taalvormen hebben eveneens hun rol in deze strijd gespeeld. Audre Lorde bijvoorbeeld was meester in het gebruik van poëzie om complexe identitaire en politieke thema’s toegankelijk te maken. Ze zette poëzie bewust in als een politiek instrument. In haar beroemde essay Poetry is Not a Luxury (1977, later opgenomen in haar verzameling essays Sister Outsider) stelt ze dat poëzie geen elitaire bezigheid is, maar een noodzaak voor wie leeft in onderdrukking: 

“For women, then, poetry is not a luxury. It is a vital necessity of our existence. It forms the quality of the light within which we predicate our hopes and dreams toward survival and change, first made into language, then into idea, then into more tangible action.”

Net door het gebruik van een emotionele en symbolische taal resoneert Lordes werk bij zovelen.

“Frankrijk bijvoorbeeld gebruikte in haar kolonies het onderwijs om haar ‘assimilation culturelle’ door te drukken: het Franse canon werd opgelegd met als doel om de plaatselijke tradities van de kolonie te onderdrukken en te vervangen.”

De zogenaamd universele standaard voor het vertellen van verhalen volgens het Aristotelische plotmodel – met (1) een expositie, (2) climax en (3) resolutie – is dus in werkelijkheid helemaal geen universele norm. Het is een geval van epistemologische dominantie, een door het Westen bepaalde narratieve vorm. Het is essentieel om te erkennen hoe deze vertelvorm tijdens koloniale periodes werd opgelegd aan andere culturen. Frankrijk bijvoorbeeld gebruikte in haar kolonies het onderwijs om haar ‘assimilation culturelle’ door te drukken: het Franse canon werd opgelegd met als doel om de plaatselijke tradities van de kolonie te onderdrukken en te vervangen. De gevolgen hiervan wegen vandaag nog hardnekkig door in de literaire ‘traditie’. Zoals bij zoveel zaken is het bij de literatuur ook zo dat hetgeen wat in het Westen als ‘natuurlijk’  wordt beschouwd, in wezen geconditioneerd is.

In inheemse culturen zoals bijvoorbeeld de Aboriginals worden verhalen vaak cyclisch verteld, waarbij gebeurtenissen terugkeren en motieven herhaald worden. In Azië zien we het veelvuldig gebruik van meervoudige perspectieven waardoor verhalen telkens een andere interpretatie van de ontvanger vragen. Gelukkig wordt het gebruik van fragmentatie in hedendaagse literatuur uit bijvoorbeeld Latijns-Amerika – en steeds vaker ook uit het westen –  steeds populairder. Denk aan de bevreemdende en surrealistische verhalen van Samantha Schweblin (geboren in Argentinië, wonend in Berlijn), vormexperimenten The Employees en My Work van Olga Ravn (Denemarken), of Booker Prize winnaar Girl, Woman, Other (2019) van Bernardine Evaristo (Groot-Brittanië).

Deze laatste haar overwinning markeerde – ondanks de paradox dat ze als eerste zwarte vrouwelijke winnaar haar plaats moest delen met Margaret Atwood, de Canadese schrijfster van het wereldberoemde The Handmaid’s Tale – een belangrijk moment in de literaire wereld, omdat het blijk gaf van waardering voor diverse stemmen en experimentele, vernieuwende vertelstructuren. Het feit dat de prijs gedeeld werd, benadrukte de spanning tussen de gevestigde, meer traditionele literaire stemmen van Atwood en de vernieuwende, hybride benaderingen van Evaristo.

Schrijven betekent het creëren van nieuwe ruimtes waarin uiteenlopende ervaringen bestaansrecht krijgen. Hybride en onconventionele schrijfpraktijken zijn daarom niet louter stilistische keuzes, maar zijn een vorm van verzet. Ze breken met de normatieve ideeën van ‘taalzuiverheid’ en homogeniteit en creëren ruimte voor het belichamen van hybride identiteiten. Zo opent schrijven de deur naar een bevrijdende herinterpretatie van wie we zijn en hoe we ons uitdrukken, en draagt het bij aan de emancipatie van iedereen die zich in de marges bevindt. In die zin effent schrijven de weg voor het erkennen en belichamen van diverse identiteiten. 

Deze column is de laatste in een vierdelige reeks van Anne Ballon over taal, verlangen en feministische perspectieven. Benieuwd naar meer? Lees ook de vorige columns waarin Anne Ballon telkens vanuit een andere denker de rol van taal in verlangen en emancipatie onderzoekt.


Anne Ballon (zij/haar) woont in Brussel, filmt, schrijft en leest. Ze werkt rond seks, en onderzoekt de spanningen tussen verlangen, consent, trauma en heteronormativiteit. Anne is deel van het schrijvers- en kunstenaarscollectief Hyster-X. 


Jasmine Latka (she/her) is a visual artist and designer based in Leeds, UK. Her collage and text-based works reclaim space for femininity and pleasure within contemporary culture. An alumna of the British Film Institute Academy, Jasmine brings a cinematic sensibility to crafting intimate narratives. (Website)

Vorige
Vorige

CUT

Volgende
Volgende

Column / Schrijven als revolte